In the Picture

Pdf versie Archief Schrijf je in

Arbitrage: eindstation of tussenhalte?

September 2025

Stel je voor …

Een van je handelspartners beweert dat je onderneming misbruik maakt van haar machtspositie en dreigt ermee naar de rechtbank te stappen om dat misbruik te doen stoppen en schadevergoeding te eisen. Een minnelijke oplossing blijkt onmogelijk.  

Om een aanslepende rechtszaak voor de gewone rechtbanken te vermijden, stel je voor het geschil te laten beslechten via arbitrage. De tegenpartij gaat akkoord, de arbitrageprocedure verloopt vlot en het resultaat is positief: de arbiters wijzen het vermeende misbruik van machtspositie af.  

Je bent opgelucht tot je enkele weken later een bericht krijgt van je advocaat. De tegenpartij legt zich blijkbaar niet neer bij de uitspraak en trekt alsnog naar de rechtbank. Je fronst de wenkbrauwen. Kan dit wel? Was arbitrage niet finaal? 

Even verduidelijken

Arbitrage is een vorm van alternatieve geschillenbeslechting. Partijen kiezen ervoor om hun geschil niet voor de gewone rechtbanken te brengen, maar door één of meerdere arbiters te laten beslechten. Dit kan als alle betrokken partijen akkoord gaan met arbitrage voor of na het ontstaan van het geschil.  

Partijen bepalen zelf waar, volgens welk recht en in welke taal de procedure plaatsvindt. Ze kunnen de arbitrageprocedure zelf organiseren of kiezen voor een procedure binnen het kader van een erkende nationale arbitrage-instelling of de International Chamber of Commerce.  

Arbitrage heeft nog andere voordelen. Arbiters worden aangesteld omwille van hun bijzondere expertise, de procedure kan vertrouwelijk verlopen en het arbitraal vonnis is in veel landen afdwingbaar dankzij het Verdrag van New York van 1958. Arbitrage is ook sneller dan een klassieke rechtsprocedure, vooral omdat in principe geen beroep mogelijk is en de arbitrale uitspraak definitief is.  

Dat laatste moet worden genuanceerd. Het definitief karakter van arbitrale uitspraken is niet absoluut. Op basis van nationale wetgeving kunnen partijen doorgaans voor de gewone rechtbanken een vordering tot vernietiging instellen tegen een definitieve arbitrale uitspraak om na te gaan of de regels van openbare orde zijn nageleefd. Deze regels omvatten onder meer het mededingingsrecht.  

In dit verband is ook het recente arrest van het Hof van Justitie van de EU in de zaak RFC Seraing interessant. Deze zaak betrof sancties die de Wereldvoetbalbond FIFA had opgelegd aan de Belgische voetbalclub RFC Seraing wegens overtredingen op de FIFA-statuten.  

RFC Seraing vocht deze sancties aan voor het Court of Arbitration for Sport (CAS) te Lausanne, Zwitserland, en vervolgens voor het Zwitsers Hooggerechtshof, die beiden de opgelegde sancties bevestigden.  

In parallel startte RFC Seraing ook een procedure voor Belgische rechtbank. De club stelde dat de betrokken bepalingen van de FIFA-statuten een inbreuk vormden op het Europees mededingingsrecht. De Belgische rechters verklaarden zich eerst onbevoegd omwille van het definitief karakter van het arbitraal vonnis van het CAS. De zaak kwam uiteindelijk via prejudiciële vragen tot bij het Hof van Justitie van de EU. 

Het Hof oordeelde dat arbitrale uitspraken over geschillen die betrekking hebben op activiteiten binnen de EU moeten kunnen worden getoetst aan de regels van Europese openbare orde. Dit zijn fundamentele regels zoals het mededingingsrecht of het vrije verkeer van werknemers, diensten en kapitaal.  

Om de correcte toepassing van die regels van Europese openbare orde te verzekeren, moeten de betrokken partijen steeds toegang hebben tot een nationale rechtbank van een EU-lidstaat die prejudiciële vragen kan stellen aan het Hof van Justitie van de EU. Regels van lidstaten – en van sportverenigingen – die zo’n toetsing onmogelijk maken, moeten terzijde worden geschoven.  

De Belgische rechtbank kon de vorderingen van RFC Seraing dus niet afwijzen alleen omwille van het definitief karakter van het arbitraal vonnis van het CAS. Noch het CAS, noch het Zwitsers Hooggerechtshof kunnen prejudiciële vragen voorleggen aan het Hof van Justitie. Daarom moet RFC Seraing toegang hebben tot een nationale rechtbank van een EU-lidstaat (hier België) die dat wel kan. Die nationale rechtbank moet het arbitraal vonnis kunnen toetsen aan de regels van Europese openbare orde, waaronder het mededingingsrecht.  

Hoewel het arrest focust op sportarbitrage door het CAS, zijn de overwegingen breder toepasbaar. Het Hof benadrukt dat arbitrage niet mag worden gebruikt (misbruikt) om regels van Europese openbare orde te omzeilen. 

Concreet

  • Arbitrage is een volwaardig alternatief voor een klassieke rechtsprocedure. Het biedt flexibiliteit, deskundigheid, vertrouwelijkheid, internationale afdwingbaarheid en snelheid. 

  • Een arbitrale uitspraak is in principe definitief, maar nationale wetgeving voorziet doorgaans dat partijen een vernietigingsvordering kunnen instellen voor de rechtbank. De rechter voert dan geen volledig nieuwe beoordeling uit, maar gaat na of de regels van openbare orde en de vereisten inzake behoorlijke procesvoering zijn nageleefd.  

  • Het Hof van Justitie van de EU bevestigt dat een arbitraal vonnis moet kunnen worden getoetst aan de regels van Europese openbare orde, inclusief het mededingingsrecht, door een rechtbank van een EU-lidstaat.  

  • De achterliggende gedachte is dat arbitrage niet mag worden gebruikt om fundamentele rechten te omzeilen. Rechters blijven zodoende de poortwachters van een eerlijke geschillenbeslechting en de naleving van regels van openbare orde. 

Meer weten?

  • Het arrest van het Hof van Justitie in de zaak RFC Seraing vind je hier.  

  • Onze eerdere In The Picture “Rechtbank vs. arbitrage” vind je hier.  

Raadpleeg onze website of contacteer een van onze medewerkers voor vragen of meer informatie:

Close